Op ons waterrijke stukje, naast de moerastuin, huizen diverse soorten watervogels zoals Krooneenden, Hollandse Kwakertjes en Twentse Landganzen.

Twentse Landganzen

 

De ganzen op de boerderij zijn tamme ganzen. Ze stammen af van de in het wild levende grauwe gans. De gans is tot huisdier gemaakt in China ongeveer 3000 jaar geleden. Ze werden vooral gehouden voor het vlees en de eieren. Ook werden ze vroeger op de boerderijen gebruikt als waakdier. Ooit heeft het ministerie van defensie de ganzen gebruikt als beveiliging van luchthavens en munitiedepots.

Een mannetje wordt een gent genoemd en een vrouwtje gewoon gans. Een koppeltje ganzen blijft elkaar heel hun leven lang trouw.

 

Tamme ganzen blijven heel het jaar op dezelfde plaats, ze hoeven zelf niet voor hun voedsel te zorgen en kunnen goed tegen de vrieskou in de winter. Wilde ganzen trekken daarentegen elk najaar naar het zuiden. En de ganzen uit het noorden komen in de winter naar ons toe de zogenaamde ‘wintergasten’.

Ganzen zijn goede zwemmers. Lopen kunnen ze niet goed, dit wordt waggelen genoemd. Wanneer de ganzen vliegen, vliegen ze in een V- formatie. Zo profiteert elke gans van de opwaartse luchtstroom die wordt teweeggebracht door de gans die voor hem vliegt. De voorste gans wisselt van tijd tot tijd met de achterste.

 

 

 

 

 

 

Krooneenden

Ons koppeltje Krooneenden is altijd actief bezig op het water. Ze zoeken in het water op de bodem naar plantjes.

Krooneenden (12)    Krooneenden (3)

Je kan goed het verschil zien tussen het mannetje en vrouwtje. De kop van het mannetje wordt bovenop helemaal rood, alsof hij een kroon op zijn koppie heeft.
Oorspronkelijk kwamen ze niet voor in Nederland want ze woonden eerst in Azië. Maar waarschijnlijk is hun leefgebied daar zo sterk veranderd dan ze nu steeds meer naar Europa verhuizen.

 

Hollandse Kwakertjes

 

Bij de Twentse Landganzen en de Krooneenden woont ook 1 koppeltje Hollandse Kwakertjes.

Ze zijn makkelijk te herkennen aan hun constante kwaken. De mannetjes hebben een kleine krul aan het einde van hun staartje.

Vroeger werden deze kleine luidruchtige eendjes gebruikt door jagers om wilde eenden te vangen. Het gekwaak lokte de wilde eenden in vangkooien!